Zoo, dikke zus!" zegt Everteen jonge slagersknecht, een pracht van een kerel, zooals de meeste van zijn soort, groot en breed in de schouders, met gespierde armen en een paar handen, die iemand niet kan aanzien zonder het een geruststelling te vinden dat zijn rond en blozend gezicht een zeer goedige uitdrukking heeftzoo, dikke zus! hoe gaat 't met mijn?" En dit zeggende, neemt hij, met een rappe beweging, de mand van zijn schouder en zet die op de stoep van een mooi en groot huis aan de Heerengracht.