--Heeft er niemand geld meer bij zich? Komaan kinderen, zoekt eens
in uwe zakken!
--Hier heb ik nog wat, vader, antwoordde het meisje.
Uit haar zak bracht zij een groen papiertje te voorschijn, vierkant,
vet en beduimeld. De woorden _United States fractional currency_
die er op gedrukt stonden als randschrift rondom het borstbeeld van
een heer in burgerkleeding, met het cijfer 10 zesmaal herhaald in de
hoeken, waren nauwelijks meer te lezen. Dit beteekende dat het tien
Amerikaansche centen, of ongeveer een hollandsch kwartje waard was.
--Hoe komt ge daaraan? vroeg de moeder.
--Dat heb ik den laatsten keer opgehaald, was het antwoord van
Napoleona.
--Hebt gij niets meer, Sander?
--Niemendal vader.
--En Jan?
--Geen cent.
--Hoeveel moet ge dan nog hebben Cesar? vroeg Cornelia aan haar man.
--Als wij eene ronde som hebben willen, komen er twee centen te kort,
verklaarde mijnheer Cascabel.
--Hier zijn ze, patroon, kwam Kruidnagel vertellen terwijl hij een stuk
kopergeld, dat hij uit de diepte van een zijner zakken had opgedoken,
door de lucht liet vliegen.
--Mooi zoo, Nageltje! riep de kleine meid.
--Mooi, nu zijn wij er! liet Cascabel volgen.
Inderdaad: »hij was er«, om de woorden van den braven kunstenmaker
te gebruiken. In het geheel had hij twee duizend dollars bijeen,
dat is ten naasten bij vijf duizend gulden.
Vijf duizend gulden, door eigen talent en vlijt aan de goedgeefschheid
van jan en alleman afgedwongen, is dat niet een fortuintje?
Cornelia gaf haar man een zoen en al de kinderen volgden een voor
een haar voorbeeld.
--Nu moeten wij ons eene brandkast aanschaffen, hernam Cascabel,
een mooie brandkast met een geheim slot, om onzen schat te bewaren.
--Is dat werkelijk noodig? vroeg Cornelia, altijd een weinig bang
voor buitensporige uitgaven.
--Cornelia, wij kunnen er niet buiten.
--Zou een geldtrommel niet voldoende zijn?
--Dat is nu weer zoo'n vrouwenpraatje! riep Cascabel. Een trommel,
dat is goed om oorringen en armbanden in te bewaren. Voor baar geld
is eene brandkast noodig of op zijn minst een geldkist, vooral omdat
wij met onze vijfduizend gulden eene lange reis hebben te maken.
--Nu, koop dan een geldkist, maar denk er aan dat ge
afdingt! waarschuwde de zuinige Cornelia.
Het hoofd des gezins opende de deur, die toegang gaf tot het »prachtige
en sterke rijtuig«, dat de reizende familie tot woning diende. Hij
stapte de ijzeren trede af die vóór de deur hing en sloeg eene der
straten in welke naar het hart der stad Sacramento voerden.
Het kan in de maand Februari koud zijn in den staat Californie,
ofschoon die op gelijke aardrijkskundige breedte ligt als Spanje. Maar
gewikkeld in zijn wijden mantel met nagemaakt marterbont gevoerd
en met zijne pelsmuts over de ooren, kon mijnheer Cascabel de koude
weinig deren en stapte hij vroolijk voort. Een geldkist, eindelijk een
geldkist te bezitten, was iets waar hij zijn leven lang van gedroomd
had. Die droom stond op het punt werkelijkheid te worden!
Hetgeen wij bezig zijn te vertellen viel voor in de tweede maand van
het jaar 1867.
Negentien jaren vóór dat tijdstip was de plek waar tegenwoordig de
stad Sacramento staat, nog niets dan eene groote, ledige vlakte met
een fortje in het midden, een soort van versterkt blokhuis, dat door
de _Settlers_ en de eerste reizende kooplieden gebouwd was om tegen
de aanvallen der West-Amerikaansche Indianen beveiligd te zijn. Maar
nadat de Amerikanen het land van de Mexicanen afgenomen hadden,
die te zwak waren om het naar behooren te verdedigen, was er in den
toestand van Californie spoedig verandering gekomen. Het fortje had
plaats