Eén april. Wat een rotstreek. Zijn hele leven was tegenwoordig één slechte grap. Hans Ecker streek met zijn hand over zijn stoppelbaard terwijl hij in zijn isoleercel om zich heen keek. Zijn gezicht en zijn lichaam deden pijn na het forse pak slaag opnieuw van de Turk (veertien jaar wegens moord), Mirek (twaalf jaar wegens moord), de Slachter (tien jaar wegens doodslag en medeplichtigheid aan moord) en Östersund (acht jaar wegens zware mishandeling, afpersing en drugshandel). Tegen beter weten in had hij zich de vorige dag weer laten overhalen mee te doen aan een spelletje poker, waarbij elke lucifer een waarde van duizend kroon vertegenwoordigde, die na het eerste verlof moest worden betaald.